Een belangrijk verhaal dat kinderen helpt om hun grenzen aan te geven en woorden te geven aan wat ze wel en niet willen. In dit vertelverhaal leert Beertje Anders hoe je kunt aangeven wat je prettig of juist niet fijn vindt. Of het nu gaat om eten, woorden, aanrakingen of grapjes: iedereen krijgt wel eens een ja-gevoel of een nee-gevoel. Door eerlijk te zeggen wat je wilt of juist niet wilt, kun je voor jezelf opkomen op een vriendelijke manier. Kinderen leren ook hoe ze met een ‘weet-niet-gevoel’ kunnen omgaan en waarom het belangrijk is om hun gevoelens te uiten. Een verhaal over grenzen, zelfvertrouwen en communicatie, op kindniveau uitgelegd. De PDF-download van dit vertelverhaal bevat 12 dubbelzijdig bedrukte vertelplaten, goed voor 24 pagina’s met verhaal en illustraties. Ideaal voor gebruik in een verteltheater (Kamishibai). Ook verkrijgbaar als gedrukt exemplaar. Perfect voor wie beschikt over een A3-printer.


4.95 

Meer informatie


Zeggen wat je wel en niet wilt Afspraak 4 

Als je lekker eten ziet, dan krijg je een ja-gevoel en dan zeg je: ‘Dat wil ik wel!’ Als het eten minder lekker is, dan krijg je een nee-gevoel en dan zeg je: ‘Dat wil ik niet!’ Je maakt duidelijk wat je wel en niet wilt. ‘Dit wil ik!’ ‘Stom beertje, je bent dom!’, zegt Beertje Smal. ‘Moet ik je helpen?’ Als iemand lelijke woorden tegen je zegt, krijg je een nee-gevoel. Je mag zeggen dat je dat niet leuk vindt. ‘Nee!’, zegt Beertje Anders. Als iemand goede woorden tegen je zegt, krijg je een ja-gevoel. Je kunt zeggen dat je dit heel fijn vindt. ‘Lief beertje, ik vind je aardig!’, Zegt Beertje Rond. ‘Zal ik je helpen?’ ‘Ja!’, zegt Beertje Anders.

Je zegt dan wat je wel en niet prettig vindt en wat je wel of niet wilt. Beren kunnen elkaar op verschillende manieren aanraken. Bijvoorbeeld een andere beer over zijn hoofd aaien, een arm om hem heen slaan, stoeien, een kusje of een stomp geven. Als je het fijn vindt, dan krijg je een ja-gevoel. ‘Kiele, kiele, ha, ha!’ Stop, ha ha! Je kunt zeggen dat je het leuk vindt, zodat de ander ermee doorgaat. ‘Wil je mij nog eens kietelen?’ ‘Kiele, kiele, ha, ha!’ ‘Ha, ha!’ Wat geeft jou een ja-gevoel? 

Als je aangeraakt wordt en je vindt het niet fijn, dan krijg je een nee-gevoel. ‘Laat mij los!’ Je kunt dan zeggen: ‘Stop! Dit wil ik niet!’ Wat geeft jou een nee-gevoel?

Je kunt ook een weet-niet-gevoel krijgen. Je weet niet goed of je het wel of niet wilt. 

Dan kun je ook ‘stop’ zeggen en er eerst over nadenken. Het is wel belangrijk, dat je een ander laat weten wat je voelt, wat je wel en niet wilt. Laat merken als je iets niet leuk vindt. Hij of zij zal het dan de volgende keer misschien niet weer doen. ‘Bloemen? Wat heb ik daar nu aan? Die kun je niet eten!’ Maar zeg het wel met de goede woorden. ‘Bloemen, wat lief van je!’ ‘Ik heb ook trek in iets lekkers!’ De ander kan daar dan rekening mee houden! ‘Dank je wel!’ Laten weten wat je voelt is ook een manier om jezelf te beschermen tegen vervelende dingen. Bijvoorbeeld: als iemand je steeds voor de grap een stomp geeft. Als je dan lacht, zal hij daar waarschijnlijk mee door blijven gaan. Als je zegt dat je het niet leuk vindt, dan weet de ander dat hij daarmee moet stoppen. Je kunt dan zeggen: ‘Houd op, ik vind dit niet leuk!’ Zeg wat je wilt en zeg wat je niet wilt. Dan word je een blije beer die weet wat hij wil! ‘Dat wil ik wel!’, zegt Beertje Anders. Wil jij dat ook, dan moet je zeggen wat je wel en niet wilt.